Ventilatie is noodzakelijk voor een gezond binnenklimaat.

 

Ventileer dus altijd (en als het kan slim) !  Het voorkomt gezondheidsklachten en vochtproblemen in de woning.

Een mens produceert per uur: 30 a 40 gram vocht en ademt daarnaast 10 tot 80 liter CO2 uit.
Belangrijker dan deze getallen is echter wat voor effect vocht en CO2 hebben op de omgeving. Beide zijn ze slecht voor de gezondheid. Vocht indirect, dit kan schimmelvorming veroorzaken en is daardoor slecht voor de luchtwegen. Van CO2 is bekend dat het zorgt voor concentratieproblemen en vermoeidheid. In verse lucht van buiten zit minder CO2 dan in de lucht in huis. De buitenlucht bevat ongeveer 400-430 ppm CO2 (parts per million). Binnen kan het CO2-gehalte snel oplopen als er bijvoorbeeld meer mensen aanwezig zijn. Bij 800-1200 ppm is meer ventilatie wenselijk. Bij een CO2-gehalte van 1200 ppm is meer ventileren noodzakelijk.  Zeker ook als we denken aan COVID-19 speelt goede ventilatie een grote rol om gezond te blijven.

 

Voor een gezond klimaat is een ventilatie van 7 liter/sec per persoon nodig.
 (7 l x 3600 sec = 25.200 liter /uur - of wel 25 m³/u)

 

Voor ventilatie bestaan verschillende systemen. De vier basisprincipes worden in de vakwereld aangeduid met de letters A, B, C en D.

Ventilatie systemen

  • Systeem A; Natuurlijke toevoer via roosters en/of klapramen in kamers en natuurlijke afvoer via kanalen uit toiletruimte, douche/badruimte en keuken.
  • Systeem B: Mechanische toevoer naar kamers en natuurlijke afvoer via kanalen uit toiletruimte, douche/badruimte en keuken.
  • Systeem C; Natuurlijke toevoer via roosters en/of klapramen in kamers en mechanische afvoer via kanalen uit toiletruimte, douche/badruimte en keuken
  • Systeem D: Mechanische toevoer naar kamers en mechanische afvoer uit kamers en/of mechanische afvoer via kanalen uit toiletruimte, douche/badruimte en keuken. Bij dit systeem wordt in Nederland vrijwel altijd warmteterugwinning uit afvoerlucht toegepast. (D Variant) Deze noemen we Balansventilatie.
  • Systeem E:  is een hybridesysteem op basis van een warmteterugwinunit (wtw). Meestal voor de woonkamer en een mechanisch afzuigsysteem voor de rest van de woning. Door de warmteterugwinunit in de woonkamer wordt daar lucht met een comfortabele temperatuur toegevoerd en werkt het energiebesparend.

Thans vinden we in moderne energiezuinige woningen C, D en E systemen.


Bouwregels zijn geen garantie

Het Bouwbesluit noemt slechts minimale eisen. Deze garanderen nog geen gezonde woning. Ook als het ventilatiesysteem netjes aan de bouwregels voldoet, kan het vooral in de slaapkamers soms benauwd zijn. Wie zeker wil zijn dat het systeem goed werkt, kiest voor meer afvoerpunten. Niet alleen in keuken, toilet, badkamer, maar ook in de woon- en slaapkamers en bij de opstelruimte voor wasmachine en droger. ISSO-publicatie 92 noemt aanvullende kwaliteitseisen en werkt die uit in het ventilatieontwerp.

Om een (ventilatie)balansberekening te maken is het noodzakelijk om de belangrijkste regels uit het Bouwbesluit te kennen. Zoals het onderscheid tussen een verblijfsgebied en een verblijfsruimte, maar ook om enkele basiseisen voor de toe- en afvoercapaciteit te kennen.

 

BOUWBESLUIT VENTILATIE EIS WONING

 

Verblijfsgebied.

Een verblijfsgebied (afgekort VG) is in Nederland volgens het bouwbesluit de bouwkundige term voor een deel van een gebouw, waar ten minste één verblijfsruimte deel van uitmaakt. Een verblijfsgebied kan ook uit één of meer ruimtes bestaan die zich op dezelfde bouwlaag bevinden en anders zijn dan een verkeersruimte, badruimte/sanitaire ruimte, toiletruimte en technische ruimte. Deze ruimtes vormen binnen een verblijfsgebied een groep. Volgens het Nederlandse Bouwbesluit moet minimaal 55% van de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie een verblijfsgebied zijn.

 

Verblijfsruimte.

Een verblijfsruimte is een ruimte in een gebouw waarin de mensen verblijven of waarin activiteiten plaatsvinden volgens de gebruiksfunctie. Een verblijfsruimte maakt altijd deel uit van een verblijfsgebied. Een verblijfsruimte heeft een woonfunctie, denk aan  de woonkamer, keuken en slaapkamers. Ruimtes die daar niet onder vallen zijn bijvoorbeeld de badkamer, technische ruimtes en het toilet.

 

Eisen luchttoevoer

Volgens het Bouwbesluit moet de toevoer van ventilatielucht in een verblijfsruimte en verblijfsgebied minimaal voor 50% van buiten afkomstig zijn. De toevoer vanuit de balansventilatie-unit wordt daar ook toe gerekend. De verse lucht mag maximaal 2 x overstromen van de ene (onbenoemde) ruimte naar de andere (onbenoemde) ruimte. En binnen één verblijfsgebied mag alle lucht overstromen naar een volgende verblijfsruimte binnen datzelfde verblijfsgebied.  (Een (onbenoemde) ruimte kan een verkeersruimte zijn, een bergingsruimte, enz. 

 

Het is belangrijk om het onderscheid tussen verblijfsruimten en -gebieden te kennen omdat er andere eisen aan de luchttoevoer worden gesteld. De eisen zijn:

  • Verblijfsruimte per m² : 3.24 m³/h = 0,9 dm3/s
  • Verblijfsgebied per m²:  2.5 m³/h = 0,7 dm3/s
  • Het handigste is om bij de berekening uit te gaan van de eisen voor de verblijfsruimte. Dat scheelt veel rekenen en in de praktijk is de uitkomst nagenoeg hetzelfde.

Eisen luchtafvoer

Aan een aantal ruimten in huis worden specifieke eisen ten aanzien van de lucht-afvoer gesteld. Om een goede berekening te maken, is het noodzakelijk om deze te kennen. De minimale eisen die aan de afvoer gesteld worden zijn:

  • Verblijfsruimte:  25 m³/h
  • Toilet:  25m³/h (direct afvoeren)
  • Badkamer: 50 m³/h  (direct afvoeren)
  • Keuken: 75 m³/h
  • Technische ruimten: 25 m³/h tot 2,5 m², bij grotere oppervlakken 50 m³/h (dit is een advies)
  • Vaak krijgt de afzuigkap in de keuken een eigen afvoer, dan moet er voor deze ook rekening gehouden worden met luchttoevoer (rooster in keukenraam bijvoorbeeld).

Voorbeeld ventilatie berekening:

Ventilatie verblijfsgebied en verblijfsruimte

We beginnen met de toevoerlucht:

Begane grond

  • VG1/VR1:  Woonkamer: 34 m2 x 3,24 m3/h = 110 m3/h (afgerond)
  • VG1/VR2:  Open-keuken: 10 m2 x 3,24 m3/h = 32 m3/h (afgerond)

1e Verdieping

  • VG2/VR3 slaapkamer 1; 18 m2 x 3,24 m3/h  = 58  m³/h  (afgerond)
  • VG2/VR4 slaapkamer 2;  8,5 m2 x 3,24 m3/h  =  27,5 m³/h
  • VG2/VR5 slaapkamer 3;  9,5 m2 x 3,24 m3/h  =  31 m³/h

Zolder

  • Geen Verblijfsruimte

De toevoerlucht, in eerste instantie:

De ventilatie-toevoer voor de gehele woning bedraagt: 110 + 32 + 58 + 27,5 + 31 = 258,5 m³/h

De afvoerlucht, in eerste instantie:

  • Per verblijfsruimte:  25 m³/h
  • Toilet:  25m³/h
  • Badkamer: 50 m³/h
  • Keuken: 75 m³/h
  • Technische ruimte: 25 m³h

Afvoer afgerond  keuken 75 , kamer 25, 3 slaapkamer 75, badkamer 50, toilet 25, technische ruimte 25 = 275 m³/h

Volgens bouwbesluit, we moeten het uiteraard ook nog in balans brengen (net zoveel toevoer als afvoer).

 

Luchtstroomdiagram

Omdat er (maximaal 2x) overstroming  mag zijn maken we een luchtstroomdiagram voor deze woning. Overstroom gaat onder de deur van het vertrek (of door een opening in de deur) naar buiten. Dicht de opening onder de deur dus nooit af.

onder de deur door Het diagram helpt ons ook om te kijken of overstroom wel kan.  Als we kijken naar de 1e verdieping dan hebben daar 3 slaapkamers toevoerlucht nodig. De lucht zal logischer wijs niet overstromen van de ene naar de andere slaapkamer, omdat we immers geen afzuiging hebben in de andere slaapkamer. In de technische ruimte op zolder zuigen we 25 m³/h af, er  kan dus vanaf de 1e verdieping lucht naar zolder stromen, te weten 25m²/h.  Door de luchtstromen te tekenen in een stroomdiagram wordt het plaatje helder.

Over stroomdiagram ventilatielucht woning

 

Toe- en afvoerlucht definitief (2e instantie)

We kijken nu naar het plaatje en kunnen de optelsom opnieuw maken:

Toevoerlucht = 58 + 27,5 + 31 +125,5 = 242 m³/h
Afvoerlucht = 25 +50 + 25 + 142 = 242 m³/h

Om te voldoen aan het bouwbesluit volgt uit ons ventilatielucht overstroomdiagram dat de capaciteit van de ventilator minimaal 242 m³/h moet zijn.    Het liefst kiezen we een wat grotere om wat extra capaciteit te hebben. Bijvoorbeeld een van 300 m³/h.

Ook de weerstand van de kanalen (in kPa) is van belang voor de keuze, die weerstand moet de ventilator immers kunnen overbruggen. Bij een WTW systeem (D) hebben we zowel toevoer als afvoerkanalen (en 2 ventilatoren), bij mechanische ventilatie (C) alleen afvoerkanalen. Bij deze laatste dient er luchttoevoer door roosters in de gevel te zijn van het genoemde aantal m³/h.

Luchtroosters afvoer/aanvoer.

Een afvoerventiel/aanzuigventiel wordt toegepast voor het afvoeren van lucht naar de mechanische ventilator of warmte terugwinsysteem (wtw). Deze ventielen bevinden zich voornamelijk in natte ruimtes, bijvoorbeeld in het toilet, de badkamer, berging, wasruimte of keuken. Het kan ook wel eens voorkomen dat er ook een afvoerventiel in een leefruimte wordt geplaatst.

Een toevoerventiel/uitblaasventiel wordt toegepast voor het toevoeren van lucht vaak vanuit een warmte terugwinsysteem (wtw). De toevoerventielen worden dan ook geplaatst in leefruimtes zoals de slaapkamer, speelkamer, woonkamer, eetkamer en kantoor.

Over het algemeen worden deze getallen aangehouden:

  • Maximale m³/h voor een toevoerventiel is 50m³/h
  • Maximale m³/h voor een afvoerventiel is 75m³/h

De afstand tussen een toevoer- en afvoerventiel is minimaal 2 meter om 'kortsluiting' te voorkomen.
De afstand tussen twee toevoerventielen is nomaliter 1 meter
De afstand tussen twee afvoerventielen is normaliter 2 meter

Afstand tussen ventilatieventielen en wand of plafond
Bij plaatsing van het ventiel op de wand of plafond dient deze idealiter rondom 40cm vrij te zijn.
Bij een plafond hoogte van bijvoorbeeld 2,6 meter zal het ventiel op een hoogte van 2,2 meter geplaatst kunnen worden.

 

We kunnen nu de aan- en afvoerpunten in de woning bepalen en aan de hand van bovenstaande gegevens intekenen:

indeling ventilatie punten in een woning

 

De luchttechnicus regelt de ventielen (aan- en afvoerroosters) in op de m³/h volgens bouwbesluit. Conform bovenstaand plan.

 

De eis van het bouwbesluit is wat een systeem moet kunnen doen. Niet wat het constant moet doen.

In een woning van 4 personen is bijvoorbeeld (4 x 25 m³/h) een goede constante afzuiging.

In geval van een 3-standen regeling zouden we het systeem zo in kunnen regelen:

Stand 1 = 100 m³/h 
Stand 2 = 242 m³/h (uitkomst bouwbesluit voor deze woning)
Stand 3 = 300 m³/h , de partystand voor net na het douchen of tijdens een verjaardag.

 

Verder ter info:

Met kleppen in de installatie kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat overdag voornamelijk beneden in de woonkamer wordt geventileerd en in de nacht boven op de slaapkamers.  Met CO2 censoren zou je zelfs per ruimte kunnen sturen.

Er zijn dus veel mogelijkheden m.b.t. de installatie.

In de keuken komt vaak ook nog een wasemkap, idealiter heeft deze (tijdelijke afzuiging tijdens koken) een eigen afvoer naar buiten. Als de wasemkap wordt aangezet dient er natuurlijk wel extra mogelijkheid voor luchttoevoer te zijn. Dit zou een ventilatieroosten in het keukenraam kunnen zijn.

 


Balansventilatie of toch natuurlijk ventileren?

Per nieuwbouw- of renovatieproject zal in de ontwerpfase een afgewogen keuze gemaakt worden voor het meest geschikte type ventilatiesysteem. Het is niet zo dat per definitie één type systeem het beste is. Verschillende systemen hebben verschillende kenmerken, maar in de meeste gevallen kan met ieder type systeem (mits juist ontworpen en uitgevoerd) voldaan worden aan de gestelde prestatie-eisen. Dit geldt in mindere mate voor renovatieprojecten, omdat in de bestaande situatie bijvoorbeeld onvoldoende ruimte is om bepaalde installaties te kunnen plaatsen


Gezonde ventilatie in de ruimte waar personen aanwezig zijn bedraagt 7 liter/sec per persoon  wat gelijk is aan circa 25 m³/uur per persoon.  Op de avond kan dat dus de woonkamer zijn en in de nacht de slaapkamer.   

 

Ventilatie badkamer advies:

De eis voor een badkamer is dus 50 m³/h maar is dat ook genoeg na een ‘natte douche’ ?
In de badkamer is het belangrijk om condens en schimmels te voorkomen.

Ventilatievoud.

Een goede vuistregel voor voldoende ventilatiecapaciteit voor de ventilatie hier is een ventilatievoud van vier.

Een ventilatievoud van vier houdt in dat de inhoud van de ruimte vier keer per uur wordt ververst. Dat bereken je op de volgende manier; Stel een badkamer is 2 meter breed, 4 meter lang en 2,5 meter hoog. De inhoud van de ruimte is dan 2 m x 4 m x 2,5 m = 20 m3. Om goed te ventileren moet dan 4x 20 m3 = 80 m3/h geventileerd worden.


Een raam open zetten lijkt handig, maar is dat vaak niet. Buitenlucht is vaak kouder en vochtiger dan de lucht in huis en neemt daardoor veel minder vocht op. Zelfs in de zomer is een open raam niet genoeg om schimmelvorming te voorkomen, ventileren is dan beter. Zorg ervoor dat de aangezogen lucht ook de badkamer in kan komen. Dit kan bijvoorbeeld door een kier onder de deur, of door een overstroomrooster in de deur. Zo komt reeds verwarmde en relatief droge lucht de badkamer binnen, en daalt de relatieve vochtigheid.

 

 

Verwarmen of koelen met lucht

Vaak hoor je dat een ventilatiesysteem verkoeling of verwarming zou moeten brengen in een woning. Zeker voor D-systemen met warmterecuperatie wordt dit verwacht.  Echter is er een natuurlijke eigenschap van lucht waardoor de technische kant van koeling of verwarming met een ventilatiesysteem moeilijk is, dit heeft te maken met een beperkte energie overdracht.

Laten we eens kijken;

 Q = m x c x delta T

  • Q is energie, uitgedrukt in kilojoule (kJ). Gewoonlijk gebruiken we kilowattuur (kWh) als eenheid. Het verschil is 3600 seconden. Voor deze berekening is het vermogen dat met lucht verwarmd of gekoeld kan worden belangrijk. Om van de energie naar het vermogen te gaan mogen we delen door de tijd (3600 seconden). Kilowattuur wordt zo Kilowatt (kW). De letter Q wordt hierbij dan ook wel een letter P (van vermogen). 
  • M is de massa van de lucht. Gewoonlijk wordt in luchttechniek met m³/h gewerkt. Om te weten hoeveel kilogram er in 1 m³ lucht zit hebben we de massadichtheid nodig. Deze is bij kamertemperatuur ongeveer 1,2 kg/m³. Er is wat verschil naargelang de relatieve vochtigheid en de temperatuur van de lucht, maar voor deze simpele berekening is 1,2 kg/m³ voldoende nauwkeurig. Voor een luchtdebiet van bijvoorbeeld 100 m³/h is het massadebiet dan 120 kg /h of 100 m³/h x 1,2 kg/m³.
  • C is is de soortelijke warmte van de lucht. Dit getal geeft aan hoeveel warmte in lucht opgenomen kan worden. De c-waarde van lucht is 1,005 kJ / (kg . Kelvin). De c-waarde van lucht blijft vrijwel hetzelfde wanneer de druk niet wijzigt en wanneer de temperatuur niet heel erg hoog wordt (de c-waarde van lucht wordt 1,006 kJ / (kg . Kelvin) bij 100°C. Ter illustratie: voor water is de c-waarde 1000 kJ / (kg . Kelvin). Dit verklaart voor een stuk waarom een waterleiding veel kleiner kan zijn dan een luchtkanaal. En waarom energie lastiger is over te dragen met lucht  (In dit voorbeeld gaan we niet uit van ontvochtigen of bevochtigen).
  • Delta T is het  temperatuurverschil. Dit getal (in Kelvin) geeft aan hoeveel de lucht gekoeld of verwarmd moet worden.

Bovenstaande formule geeft nu op een heel eenvoudige manier aan hoeveel de verwarmingscapaciteit of koelcapaciteit van lucht is bij een bepaald temperatuurverschil. 

 

Stel dat het in een kamer 20°C is en dat we 100 m³/h lucht inblazen met een temperatuur van 25°C. Dit geeft voor de formule:P = 100 m³/h x 1,2 kg / m³ x 1,005 kJ / (kg . Kelvin) x (25°C – 20 °C) = 603 kJ/h = 603 kJ/3600s = 0,1675 kW. Je kan dus bij dit temperatuurverschil en dit debiet maximaal 0,17 kW verwarmen.  Dat is dus niet erg veel. 
En veel meer ventileren (meer lucht verplaatsen) geeft weer andere nadelen zoals bijvoorbeeld 'tocht'.  


Luchtkwaliteit

Plaats van de instroomopening en uitmonding bij ventilatie
Er gelden eisen aan de kwaliteit van de lucht bij ventilatie en aan de invoer en afvoer van lucht. Er kunnen gezondheidsklachten ontstaan doordat ventilatielucht wordt vervuild door rookgasafvoer of de afvoer van ventilatielucht. Daarom stelt het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) eisen aan de verdunningsfactor.


Verdunningsfactor

De verdunningsfactor wordt berekend uit de afstand tussen de uitmonding van een ventilatie- of rookgasafvoer en de inlaat van de ventilatietoevoervoorzieningen. Volgens het Bbl mag de verdunningsfactor bij een ventilatievoorziening niet meer bedragen dan 0,01, bepaald volgens NEN 1087. Dat betekent dat niet meer dan 1% van de verontreinigde binnenlucht of rook terechtkomt in een toevoervoorziening van verse lucht.


Instroom- en uitstroomopeningen

Bij de bepaling van de verdunningsfactor blijven afvoervoorzieningen en belemmeringen buiten het bouwwerkperceel buiten beschouwing. Uit NEN 1087 volgt wat in een specifiek geval de minimale afstand tussen een uit- en een instroomopening moet zijn om aan de in het eerste lid bedoelde verdunningsfactor te voldoen.
Om te waarborgen dat belendingen het functioneren van een voorziening niet belemmeren, moeten de instroom- en uitstroomopening in de gevel minimaal 2 meter van de perceelsgrens liggen. Meten van deze afstand gebeurt loodrecht op de gevel of het dak waarin de voorziening is gelegen. Als het bouwwerkperceel grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van die weg (water of groen).
Bij een uitstroomopening in de achtergevel gaat het om de haaks op die achtergevel gelegen afstand. De afstand van die uitstroomopening in de achtergevel ten opzichte van de zijgevel is niet relevant. Soms zijn er op grond van het burenrecht privaatrechtelijk beperkingen aan het daadwerkelijk gebruik van een afvoer, ondanks dat deze aan de eisen van het Bbl voldoet.


Luchtkwaliteit: toevoer van ventilatielucht

De aanvoer van ventilatielucht moet bij nieuwbouw zodanig zijn dat de toegevoerde lucht daadwerkelijk verse lucht is. Daarnaast mag de toegevoerde lucht niet leiden tot een binnenmilieu dat schadelijk is voor de gezondheid.


Luchtkwaliteit: afvoer van binnenlucht

De afvoer van binnenlucht moet zodanig plaatsvinden dat die de luchtkwaliteit in die ruimte of andere ruimten van een gebouw niet beïnvloedt op een wijze die nadelig is voor de gezondheid.
Als hoofdregel geldt: afvoer van binnenlucht gaat altijd rechtstreeks naar buiten bij:
•    een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woonfunctie
•    een toiletruimte
•    een badruimte
•    een opslagruimte voor huishoudelijk afval
•    een stallingsruimte voor motorvoertuigen



Opstelplaats voor een kooktoestel

Voor een verblijfsruimte met een opstelplaats voor een kooktoestel gelden ook eisen. Daar moet minimaal 21 dm³/s van de capaciteit van de afvoer van binnenlucht rechtstreeks naar buiten plaatsvinden. Dit is in het algemeen de hoeveelheid lucht die door een afzuigkap wordt afgevoerd. De capaciteit die hierboven uit gaat mag via een andere ruimte worden afgevoerd. Dat mag dan geen ruimte mag zijn waar alle ventilatielucht direct van buiten moet worden aangevoerd.


Spuien

In een gebouw is het soms wenselijk om warme lucht, vocht of verontreinigde lucht snel af te voeren. De normale ventilatie is niet afgestemd op deze tijdelijke verhoogde ventilatiebehoefte. Voor zulke situaties moeten er in de gevel of het dak van een woning, een klaslokaal, of een kinderopvang voldoende beweegbare ramen, luiken of deuren zijn. Bij nieuwbouw moet in iedere verblijfsruimte ten minste één daadwerkelijk te openen raam of deur zijn.
Een spuivoorziening moet een capaciteit hebben van ten minste 3 dm³/s per m2 vloeroppervlakte van een verblijfsruimte. Bij nieuwbouw geldt tevens dat de capaciteit van een spuivoorziening ten minste 6 dm³/s per m² vloeroppervlak van een verblijfsgebied moet hebben. 


Verbouw

Op het verbouwen van een bouwwerk geldt als algemene regel dat de nieuwbouwregels van toepassing zijn. Daarbij geldt, in plaats van het niveau van eisen in die regels, het rechtens verkregen niveau.  Bij het installeren van een voorziening voor luchtverversing gelden ook regels. Voor de plaats van een nieuwe uitmonding of toevoeropening geldt het niveau van eisen voor nieuwbouw van de artikelen. Dit is niet van toepassing op het vervangen van een bestaande voorziening. Tenminste als de plaats van de uitmonding bij een voorziening voor afvoer van binnenlucht of toevoeropening bij een voorziening voor toevoer van verse lucht niet wijzigt.

 

Energie besparen door slimme sturing van de ventilatie.

In de loop der jaren zijn ventilatoren steeds energiezuiniger geworden. Daar is al veel gewonnen. Vandaag de dag zit het verschil in de sturing van de ventilatie.  Zeker nu de energieprijs oploopt is zonaal en vraaggestuurd ventileren de sleutel om het energieverbruik van gebouwen verder te reduceren.   In de woning plaats je bijvoorbeeld CO2, VOC en vochtsensoren. Bij een te hoog oplopend CO2 percentage (mensen in het gebouw) of oplopend vocht percentage (koken of douchen) toert de ventilator op naar een hoger toerental tot de situatie weer normaal is. 

 

C-systeem

Bij het, op deze pagina, eerder besproken C-systeem komt de lucht op een natuurlijke manier naar binnen via roosters in ramen of muren. Het afzuigen gebeurt veelal in de keuken, badkamer en toilet. Als het perfect is gemaakt hebben alle 3 deze ruimten een eigen kanaal naar de ventilatiebox.  Een C-systeem ventileert over het algemeen de gehele dag door op een bepaalde capaciteit, onafhankelijk van waar vervuilde lucht wordt gedetecteerd.  Vraag gestuurde C-systemen ventileren op een minimum niveau en gaan enkel het ventilatieniveau verhogen indien vervuilde lucht gedetecteerd wordt. Door de vraagsturing toe te passen met een klep per sectie kan zelfs per ruimte worden bepaalt of er meer of minder ventilatie is gewenst.  Zo ventileer je precies wat gewenst is.  Ventileren betekend immers dat je (in de winter) koude lucht door het rooster in de raam of muur naar binnen haalt welke verwarmd moet worden. Beperken is dus besparen. 

Een C-ventilatiebox is meestal compact en stil, er is slechts één ventilator nodig. één ventilator betekend ook dat er minder elektrisch vermogen nodig is t.o.v. een D-systeem.  Bij een C-systeem kun je in plaats van de standaard ventilatieroosters, die altijd open staan, kiezen voor elektronisch gestuurde roosters. Als er meer behoefte is, de ventilator door meting harder gaat draaien, kan een slim systeem de roosters voor toevoer iets verder openen. Dan wordt zelfs een C-systeem veel efficiënter en dus zuiniger. 

D-systeem

Bij ventilatiesysteem D gebeurt zowel de aanvoer van verse lucht als de afvoer van vervuilde lucht mechanisch. Via het luchtkanalen systeem wordt evenveel verse lucht het huis ingeblazen als er vervuilde lucht uit de woning wordt afgevoerd. Anders dan bij het C-systeem is er op de unit geen aansluiting per zone voorzien. Maar en komt een kanaal voor extractie en een kanaal voor pulsie in de unit. In dit systeem zitten 2 ventilatoren en een warmtewisselaar zorgt voor warmte uitwisseling tussen de verse lucht die naar binnen komt en de vervuilde lucht die naar buiten gaat. Op deze manier wordt de koude lucht van buiten voorverwarmd naar binnen geblazen.  Een D-systeem is meestal voorzien van een vorstbeveiliging om te vookomen dat de wisselaar in kan vriezen. Ook een elektrisch element voor ontdooien komt in deze unit voor.  In de zomer kan een bypass er voor zorgen dat de verse lucht niet door de warmtewisselaar hoeft, op die manier kun je 'passief' met koude lucht (in de nacht)  je woning verkoelen. Ventilatie systeem D heeft als groot voordeel dat de warmte uit de afgevoerde lucht kan worden gebruikt om de aangevoerde buitenlucht te verwarmen. Daarnaast wordt de lucht van buiten gefilterd naar binnen gebracht wat bij het C-systeem meestal niet het geval is.  Ook bij een D-systeem kun je de ventilatie aanpassen naar de vraag. 

Het belang van sensoren.

Sensorloze zones of sensorloze systemen kunnen niet automatisch werken en worden meestal permanent op een ventilatie stand gezet. Eventueel met een handbediende mogelijkheid om tijdelijk iets meer te ventileren. Soms bekend als de Party Stand. 

Met sensoren kun je automatisch en comfortabel een gezonde binnenlucht garanderen. Sensoren die het CO²-gehalte, de relatieve vochtigheid, de temperatuur en geurtjes (VOC's) in een ruimte meten zijn het meest gebruikt. De sensoren kunnen in de ruimte zelf, maar ook in de kanalen, worden opgenomen. Deze sensoren kunnen vaak draadloos met de sturing van de ventilatie-unit  communiceren. Zo kan de ventilator op toeren en eventueel kleppen worden open gestuurd indien nodig.  Doorgaans wordt een CO2 gehalte van minder dan 800 ppm beoogd. Wordt die waarde overschreden dan wordt het debiet van de ventilatie opgedreven. Soms worden ook veranderingen in de vluchtige organische stoffen (VOC's) gemeten als indicator voor geurtjes. Voor sanitaire en vochtige ruimtes wordt het ventilatiedebiet bepaald op basis van het relatieve vochtgehalte die bij voorkeur tussen de 30- en 70% is. Daarnaast wordt vaak ook de temperatuur gemeten. 
 

Resumé:

Hoe energie besparen bij systeem C? 

  • Elektronisch gestuurde ventilatieroosters helpen ongewenst warmte verlies tijdens de winter, en ongewenste warmte toevoer tijdens de zomer, te beperken.
  • Enkel ventileren waar nodig op basis van sensorgegevens komt het energieverbruik en het comfort ten goede.

Hoe energie besparen bij systeem D? 

  • Dankzij de warmtewisselaar is er minder warmteverlies in de winter en minder warmtetoevoer in de zomer. 
  • Een nachtkoelfunctie helpt om de woning 's nachts af te koelen en zo de vraag aan koeling overdag de verminderen.
  • Enkel ventileren wanneer nodig op basis van sensorgegevens verhoogt de energie-efficiëntie en het comfort van de installatie. 
  • Door de ruimt op te delen in een dag- en nachtzone wordt er niet nodeloos geventileerd in een zone waar niemand aanwezig is. 

 

Over vocht en het opwarmen van lucht

Op allerlei gebied kom je vaak in de praktijk misverstanden tegen. Zo gaat er al vele jaren het verhaal rond dat goed ventileren energie bespaart omdat het extra energie kost om vochtige lucht op te warmen. Maar is dat wel zo ?

In beginsel is het wel waar, dat het opwarmen van vochtige lucht meer energie kost dan het opwarmen van droge lucht. Maar in de praktijk zit dat effect ver achter de komma als het gaat om onze woning. 


Als we kijken naar alleen het ventileren (niet naar vocht) kost het natuurlijk energie om koude lucht die we in de winter binnen halen op te warmen naar warme lucht. Dat bleek eerder al op deze pagina.  Ventileren is nodig maar beperk het wel tot wat echt nodig is.  Je zou nog kunnen denken om alleen meer te ventileren als de buitenlucht minder vochtig is t.o.v. binnen maar dat gaat in de praktijk natuurlijk niet goed werken.  

 

Beredenerend: 

1 m3 lucht heeft een massa van 1,2 kg en de soortelijke warmte is 1000 J/kg∙K. Oftewel de soortelijke warmte op basis van volume is 1200 J/m3∙K.


Van 30 naar 70 % relatieve vochtigheid

Stel dat de lucht vochtiger wordt, bijvoorbeeld een stijging van 30% naar 70% relatieve vochtigheid. De maximale waterdampconcentratie bij 20°C is cmax = 17,28 g/m3. Dan stijgt de werkelijke waterdampconcentratie in de lucht van 0,3 ∙ 17,28 = 5,18 g/m3 naar 0,7 ∙ 17,28 = 12,10 g/m3. Een toename van Δc = 6,92 g/m3.


De soortelijke warmte van waterdamp bij 20 °C is cwaterdamp = 1870 J/kg∙K

 

Soortelijke warmte van vochtige lucht

 

Wat wordt nu de soortelijke warmte van de lucht als de relatieve vochtigheid 70% wordt?

De soortelijke warmte, inclusief de waterdamp die bij 30% relatieve vochtigheid hoort, stellen we op clucht = 1000 J/kg∙K.
Er is 6,92 g/m3 waterdamp bijgekomen. Dat betekent dat van de oorspronkelijke 1,2 kg lucht nog 1,193 kg/m3 aanwezig is. Maar daarbij is nu 0,007 kg/m3 waterdamp gekomen.


De soortelijke warmte van 1 m3 lucht wordt nu dus:
(m∙c)lucht 30% + (m∙c)waterdamp = (ρ.c)lucht 70%= 1,193 ∙ 1000 + 0,007 ∙ 1870 = 1206 J/m3∙K.

En dat was dus eerst 1,2 ∙ 1000 = 1200 J/m3∙K.
[m = is hoeveelheid kg oorspronkelijke lucht c.q. de massa van de waterdamp per m3 in de nieuwe samenstelling.]

Dat betekent dat het opwarmen van die wat vochtiger lucht 0,5% meer warmte kost. Dat is verwaarloosbaar.
Die waterdamp is vaak voor een belangrijk deel afkomstig van onze ademhaling. De damp wordt dus op 37 °C aangeboden aan de kamerlucht. Dus van extra opwarmen is dan al geen spraken.   

In een woning speelt dit dus niet zo'n grote rol. 

 

Kijken we naar grote gebouwen met luchtbehandeling; daar vindt vaak ook bevochtiging en ontvochtiging plaats. Bijvoorbeeld in een museum waar voor behoud van de kunstvoorwerpen de luchtvochtigheid op r.v. = 50 ± 5% wordt gehouden. Dan wordt er gekeken naar de enthalpie van de lucht. Dat is de soortelijke warmte + de verdampingswarmte van de waterdamp die in de lucht zit. De verdampingswarmte van water is r = 2454000 J/kg.

Als bij de verhoging van de relatieve luchtvochtigheid in het voorbeeld hierboven van 30% naar 70% de 6,92 g water per m3 lucht nog verdampt moet worden, kost dat 0,00692 ∙ 2454000 = 17055 joule. Opwarmen met 10 °C van een m3 lucht met m∙c = 1200 J/m3∙K kost 12000 joule.  Bevochtigen kost hier dus duidelijk wel behoorlijk veel extra energie.

 

Go to top

logo© Warmtepomp-tips.nl, maandag 25 september 2023

Pagina: - Ventilatielucht
Tags:ventilatie, kosten, lucht, opwarmen, jaar, berekenen
Beschrijving: Ventileren in een woning is noodzakelijk voor de kosten hoeft u het niet te laten. Verwarmingskosten van koude ventilatielucht per jaar.